Onze redacteur Thomas heeft zijn wandelschoenen opnieuw gestrikt voor een ongekend avontuur: hij is begonnen aan de volledige Pacific Crest Trail, een ruim 4300 kilometer lange tocht dwars door de Verenigde Staten. Wandelaars die deze tocht in een keer van begin tot eind afleggen, zogenaamde thru-hikers, trekken door de diverse en ongerepte natuur van de staten Californië, Oregon en Washington. Na 139 dagen begint de eindstreep in zicht te komen.
Nadat ik vanochtend opnieuw van het geweldige ontbijt van de Guye Cabin had genoten (en dit had laten zakken), was het tijd om de trail weer op te stappen. Rond 10:45 begaf ik me door dichte mistbanken richting de PCT. Eenmaal aangekomen op de trail, begon ik aan de lange eerste klim van de dag. De mist, die de hele dag zou aanblijven, gaf een mysterieuze sfeer aan het bos waar ik door omhoog klom. Toen ik aan het begin van de middag over open rotsachtige hellingen liep, verdween de trail soms in de wolken. Afgezien van de korte kreten van pika's tussen de rotsen, de langgerekte fluitende kreten van marmotten en de wind, was het doodstil.
De trail, die vandaag meer uit stijgen dan dalen bestond, lag vandaag bezaaid met grote stenen. Hierdoor lag mijn snelheid een stuk lager dan normaal, aangezien ik goed moest opletten waar ik mijn voeten neerzette. Ook de volle struiken met bosbessen waren niet bepaald bevorderend voor het tempo. Het was namelijk lastig om zonder volle mond en blauwgevlekte handen langs de struiken te raken. Toch passeerde ik vandaag de 2400e mijlpaal en zat de helft van Washington er alweer op.
Tegen de avond waren er af en toe opklaringen tussen de mistbanken. Hierdoor kwamen de hoge rotswanden als luchtkastelen tussen de nevels tevoorschijn, om even later net zo plotseling weer te verdwijnen. Het waren momenten zoals deze die de PCT nog altijd een wonderlijke ervaring maakten en me gemotiveerd hielden. Met dit steuntje in de rug liep ik tot vlak voor de schemering door naar een klein meer met tentplaatsen. De kampplaats deelde ik met een zuidwaartse Canadese sectiehiker en PCT'er Andreas uit Zwitserland.
Terwijl de schemering dieper werd en ik mijn avondeten at, klaarde het verder op. De sterren kwamen tevoorschijn en de maan, die zat verstopt achter de bergen, verlichtte de onderkant van de wolken. Het was vandaag zo'n 10 graden kouder dan de afgelopen dagen, maar nu de zon onder was werd het pas echt fris. Tijd om mijn slaapzak op te zoeken.
De volgende ochtend was het behoorlijk fris, maar de strakblauwe lucht kondigde een warme dag aan. Mijn tent was kletsnat van de condensatie, dus wat zon kon ik wel gebruiken. Na een korte klim bevond ik me op een bergrug in de volle zon, waar ik mijn tent kon laten drogen. Terwijl ik wachtte keek ik uit over meren en grillige bergtoppen die er uitnodigend bij lagen. Nadat mijn tent een stuk droger (en daarmee ook lichter) was, daalde ik af in het volgende diepe dal. Halverwege de ochtend was het warm op de open hellingen, dus ik was blij om beneden in het dal tussen de hoge naaldbomen te lopen.
Voordat ik in de vroege middag aan de volgende klim begon, haalde ik water bij en beek en at wat snacks. Zo zou ik de komende twee uur van stijgen wel door moeten komen. Met alle haarspeldbochten was de klim goed te doen, waardoor ik rond 15:00 boven was. Tijd om te lunchen langs een helder bergmeertje en te luisteren naar het koor van pika's tussen de rotsblokken.
Om 16:15 volgde ik de trail verder richting de andere kant van de bergrug waar ik naartoe was geklommen. Toen ik aan de laatste afdaling van de dag begon, werden de bergen aan de overkant van het dal in mooi licht gezet door de ondergaande zon. Nadat ik beneden in het dal de brede Waptus River en Spade Creek was overgestoken, maakte ik mijn kamp langs die laatste klaar. Hierbij werden mijn geduld en aanpassingsvermogen flink op de proef gesteld.
Mijn tent bleek nog niet helemaal droog, waardoor het doek niet bepaald flexibel was toen ik het aluminium frame door de openingen in het doek leidde. Niet ideaal als je je tent snel voor de vallende duisternis wil opzetten. Het frame – een onmisbaar onderdeel – bestond uit holle buisjes die op elkaar pasten en via een elastiek aan de binnenkant aan elkaar vastzaten. Zonder frame was mijn tent niet meer dan een doek. Door de natte tent kreeg ik het ene uiteinde van het frame niet in het sluitstuk in het doek, wat ik geïrriteerd bleef forceren. Hierdoor brak het uiterste aluminium buisje met elastiek en al af.
Na een korte scheldtirade en nadat ik moedeloos op de grond was gaan zitten, moest ik een plan bedenken. Met het vochtige weer van de afgelopen dagen, was ik bang dat de grond te nat was om te cowboycampen. Dan maar kijken hoever ik met mijn tent kwam. Het kapotte uiteinde van het frame duwde ik in de grond in plaats van door het sluitstuk in het doek. Mijn tent viel hierdoor breder en lager uit, waardoor ik binnen niet meer rechtop kon zitten. Dat kon ik de resterende tweeënhalve week van mijn tocht wel overleven.
Als er iets is wat ik de afgelopen maanden heb geleerd, is het wel om me aan te passen aan de situatie en dingen stapsgewijs aan te pakken. Voor nu had ik een oplossing gevonden voor mijn tent en viel het te bezien of deze houdbaar was. Daar kun je je erg druk over maken, maar daar schiet je weinig mee op. Net als tijdens het lopen is het soms beter om eerst op de mijlen te letten die voor je neus liggen. De mijlen daarna zijn zorgen voor morgen.
Aangezien ik nog een paar dingen aan het frame van mijn tent moest corrigeren, ging ik de volgende ochtend rond 08:15 weer op pad. De paar druppels regen die ik voelde bleken loos alarm en in de loop van de ochtend klaarde het langzaam op. De dag begon met een gedeeltelijk steile klim langs Spinola Creek, die ver onder me tussen hoge rotswanden stroomde. Nadat ik het heldere Deep Lake was gepasseerd haalde ik water bij een beek en at wat snacks voor de volgende klim. Deze bleek aangenamer dan ik dacht, waardoor ik kon genieten van de indrukwekkende Cathedral Rock die boven de andere bergen uitstak. Toen ik afdaalde aan de andere kant van de bergrug, veranderde het uitzicht op de grillige piek continu.
Nadat ik had geluncht bij een beek die zich naar beneden stortte uit een kloof, begon ik aan de tweede lange klim van de dag. Ik liep voornamelijk door het bos, maar ik had voldoende uitzicht op de bergen en wolkenpartijen aan de overkant van het dal. In de buurt van Deception Lake zette ik mijn tent op, waar ik Dimples en twee andere hikers als buren had. Ik was 260 meter klimmen verwijderd van Piper Pass, dus daar zou ik morgenochtend aan toekomen.
Tijdens de klim naar Piper Pass klaarde de mistige ochtend geleidelijk op. Dit leverde bijzondere uitzichten op, waarbij de bergen in de verte soms leken op eilanden die boven een witte zee uitstaken. Na de pas kreeg ik voor de rest van de dag korte, maar zeer steile stukken klimmen en afdalen te verduren. Na de laatste klim langs wat skiliften, zag ik onder me het skioord van Stevens Pass opdoemen. Hier haalde ik een pakje voorraad op en kwam ik Snowbird tegen.
Samen liften we naar Leavenworth, dat eerder Beiers dan Amerikaans aandoet. Het was hier net alsof ik in een pretparkversie was beland van een Beiers plaatsje. Leavenworth bloeide ooit op door de lokale houtkap en doordat er een treinstation lag. Toen het spoor echter werd verlegd, verloor Leavenworth een aanzienlijk deel van zijn inkomsten. Daarom besloot de plaats in de jaren zestig toeristen aan te trekken met een Beiers straatbeeld.
En niet alleen het straatbeeld was Beiers. Zo werd ik door Ed uit Canada, die me in Ashland nog had geholpen, uitgenodigd om in een Duits restaurant te komen eten. Terwijl de overijverige accordeonspeler net was begonnen met spelen, schoven Snowbird en ik bij Ed en zijn zoon Matthew (trailname Tasty) aan. Ed stond erop dat hij voor mijn eten zou betalen, waardoor het bord goulash en de pul helles nog beter smaakten. Ik was blij dat we op een gegeven moment weer buiten stonden. Het drukke restaurant, de vogeltjesdans en alle andere 'accordeonhits' waren na dagenlang op de trail behoorlijk intens.
Ed zette Snowbird en mij af bij een camping, waar ik vanwege de warme avond besloot te cowboycampen. Het was hier namelijk 8 of tien graden warmer dan in de 1240 meter hoge Stevens Pass. Nadat ik nog wat extra avondeten had gehaald bij een supermarkt en had gedoucht, was het tijd om te slapen. Het was op de camping beduidend kalmer dan in het centrum, waardoor ik tot rust kom komen. Op dit soort momenten realiseer ik me hoe vervreemd ik me kan voelen in de bewoonde wereld. Dat wordt wennen als mijn tocht erop zit. De volgende dag sliep en rustte ik uit en deed ik mijn gewoonlijke klusjes.
Wil je een trailangel op afstand zijn en een bijdrage leveren aan mijn boodschappen? Dat kan via Gofundme.
Mijn dankbaarheid gaat verder daẃn de 2650 mijl van de PCT!