Van haring en dùinkoejûh
Je zou toch het één en ander verwachten, wanneer je uitgerekend twee dagen voor de jaarwisseling door Den Haag gaat lopen wandelen. In mijn herinnering gaat de stad dan namelijk al lang en breed in dikke kruitdampen gehuld en ben je op veel plekken je leven niet meer zeker. Nou is mijn herinnering natuurlijk gekleurd door de buurt waar ik jarenlang gewoond heb, waar het er destijds inderdaad nogal onstuimig aan toe ging, en dan spreken we ook al weer van dertig jaar terug.
Tekst en foto’s: Jos van Venrooij
Vandaag verloopt de jaarwisseling vooralsnog inderdaad nogal rustig. Alleen op het strand van Scheveningen, waar we halverwege de wandeling langskomen, wordt de Haagse naam vol verve in ere gehouden met een torenhoge brandstapel van wat toch tienduizenden pallets moeten zijn. Met vorkheftrucks nota bene, worden ze aangevoerd en opgestoken. Overstemd door snoeiharde hardstyle doet de ordeloze bedrijvigheid rond het bouwwerk evengoed denken aan de Toren van Babel, van Bruegel.
De bedrijvigheid beperkt zich niet tot het aanstaand nieuwjaarsvuur trouwens. Het is een zonnige zondagmiddag vlak na kerst, in grote drommen flaneert de stadsmens al dan niet gearmd over de boulevards van Kijkduin en Scheveningen. Wat hij er zoekt of vindt, blijft moeilijk te doorgronden maar het trekt, zoveel is duidelijk: op alle toegangswegen staan lange, lange rijen auto’s lijdzaam dampend op een parkeerplekje te wachten. Het harinkje happen op Scheveningen, waar we ons de hele dag op hebben verheugd, zit er vandaag dan ook niet in. Nog één, heeft de mevrouw van de láátste viskraam er in de koelkast liggen. Nog één! De laatste haring op Scheveningen. Dat is er dus één te weinig, want een haring deel je niet.
Maar buiten de twee boulevards valt het dus reuze mee met de drukte en het lawaai. Dat komt ook omdat je Den Haag, met zijn riante duinen, langs de kust bijna ongemerkt voorbij kunt lopen. Dankzij die duinen wordt het bovendien een opvallend heuvelachtige wandeling. Dat begint
meteen al op Ockenburg trouwens, met het beklimmen van het behoorlijk steile puinduin, opgeworpen in de jaren zestig, met het puin van de huizen die in de tweede wereldoorlog moesten wijken voor de Atlantikwall, afgetopt met een dikke laag vervuilde grond waar de overheid zo gauw geen andere raad mee wist. Om ons aan het puin, en dan vooral de minder fraaie herkomst ervan waarschijnlijk, te herinneren staat aan de voet van het duin een monument: een enorme bal van puin. De kunstenaar blijkt later op internet Donald Duk te heten, ik heb het twee keer gecheckt. Je mag hopen dat het een slecht gekozen artiestennaam is. Voor de vervuilde grond is geen standbeeld opgericht, daar worden we blijkbaar maar liever niet aan herinnerd.
Bij Kijkduin lopen we het Westduinpark in om er via de Bosjes van Poot pas zo’n beetje bij de haven van Scheveningen weer uit te komen. Verdwalen lukt hier echt niet, al zouden we het proberen. Tientallen jaren is dit het gebied
geweest waar ik heen ging als ik ruimte en lucht nodig had. Om het uit te schreeuwen van geluk of ellende. Of gewoon omdat het zulk schitterend weer was, met de kleine meid in het voorstoeltje, de jongens in de tweelingbuggy of, later, op hun eigen fietsje. In iedere duinpan is gepicknickt, gespeeld en geavonturierd, op ieder pad gelopen of gefietst. Ieder uitzicht is gezien, elke boom gekend, nog steeds. Hoewel er aan het Westduinpark nogal wat veranderd is sinds de laatste keer. De meeste asfaltpaden zijn weggehaald, en wat vroeger niet mocht is nu beleid: we lopen door het rulle zand, dwars door de nieuwe natuur. Er lopen zelfs Heckrunderen. Dùinkoejûh, als ik er, als expat inmiddels, een Haags woord voor mag voorstellen.
Aan het eind van de Scheveningse boulevard slaan we rechtsaf en komen we in andere typisch Haagse sferen terecht. Het Belgisch Park, de Archipelbuurt en het Willemspark. Langs weidse lanen met statige bomen en huizen als kastelen belanden we in het vertrouwde oude centrum van Den Haag. Het Binnenhof. Het Lange Voorhout. De Lange Poten en het Plein. En naast het gepimpte Centraal Station staat een geheel vernieuwd nieuw Babylon te bewijzen dat Harry Jekkers weldegelijk een tijdloos lied geschreven heeft.
Jos van Venrooij is huisvader, schrijver, theatermaker, klusser en wandelaar. Onder meer. En niet per se in die volgorde. Wandelen doet hij in goed gezelschap, of welgemoed alleen, maar altijd met een cameraatje paraat. Zo liep hij langs het Noordhollandpad, het Utrechtpad, het Zuiderzeepad, het Trekvogelpad. Van zijn bescheiden avonturen onderweg doet hij graag en uitgebreid verslag. Zoals hier van de tocht langs het Nederlands Kustpad, die hij maakt met zijn wandelschoonzus. Van Hoek van Holland naar Bad Nieuweschans. Meer van Jos staat te lezen op zijn weblog www.hetbewijs.blogspot.nl
[20160229 Jos van Venrooij | bewerkt voor wandelmagazine.nu]