terug

Via degli Dei: Goddelijke trektocht naar het hart van de renaissance

Er is geen trektocht met een mooier begin- en eindpunt dan de Via degli Dei, het Godenpad. Deze zesdaagse route leidt je van Bologna, de stad van de eerste Europese universiteit, naar Florence, het hart van de renaissance. Dwars over de Italiaanse Apennijnen.

Tekst & fotografie: Lex van den Bosch

De uitzichten vanaf de Monte Adone behoren tot de mooiste van de hele Via degli Dei.

Bologna, beginpunt van de Via degli Dei, hoofdstad van Emilia-Romagna. Een stad die de oudste universiteit van Europa bezit, gesticht in 1088. En die in 1256 als eerste in het feodale Europa het lijfeigenschap afschafte. Zo ontgroeide Bologna al vroeg de middeleeuwen, al moeten we voor de definitieve afrekening met die duizendjarige periode op de renaissance wachten. En laat de Via degli Dei nou uitgerekend naar Florence leiden, bakermat van de renaissance.

Florence, hoofdstad van Toscane, begon zich ondertussen in een razend tempo te ontwikkelen tot een centrum van handel, bankwezen en cultuur. Met als artistiek toppunt de kunstenaars die werden ingehuurd door de bankiersfamilie De’ Medici, die in 1423 de macht greep en deze maar liefst drie eeuwen zou vasthouden. Alleen de allerbeste kunstenaars waren goed genoeg om hun macht en gevoel voor smaak tot uitdrukking te brengen. En daar is bijzonder veel van bewaard gebleven. Om er te komen, moeten we nog wel ‘even’ een paar ruggen van de Apennijnen oversteken.

Pleinenpracht en stadspaleizen

Startpunt van de 130 kilometer lange Via degli Dei is het Piazza Maggiore, het centrale plein van Bologna. Het is één grote aaneenschakeling van monumentale gebouwen. Aan de noordkant staat het uit 1201 stammende Palazzo Podestà, het paleis van waaruit de machthebber uit de burgerij regeerde over de stad. Als je op het terras onder de zuilengalerij iets gaat drinken, kijk je recht op de San Petronio-basiliek, die met een lengte van 132 meter en een breedte van 66 meter waarschijnlijk de grootste bakstenen kerk ter wereld is en in de top tien van grootste kerken ter wereld staat.

Maar denk niet dat het plein wordt overschaduwd door een hoog oprijzende kathedraal, integendeel: de San Petronio is met zijn geringe hoogte juist heel mooi van proportie naast de andere gebouwen op het plein. Tussen de San Petronio en het Palazzo Podestà, aan de westkant van het plein, prijkt het laat-dertiendeeeuwse Palazzo d’Accursio, dat later als gemeentehuis is gaan functioneren en daarom ook wel Palazzo Communale wordt genoemd. En dan hebben we het nog niet eens over het Palazzo Re Enzo, het Palazzo dei Notai en het Palazzo dei Bianchi gehad.

Onder de zuilengalerij

“Na de San Luca-kerk is geen water meer te vinden, hoor!” Bakker Federico waarschuwt ons in zijn zaak onder de zuilengalerij. We hebben zojuist koffie bij hem gekocht, en met groenten en kaas belegde foccacia’s voor onderweg. Elke dag ziet hij de berugzakte Via degli Dei-wandelaars langs het raam van zijn bakkerszaak trekken. Ook wij zijn die ochtend vanaf het Piazza Maggiore in Bologna aan de 130 kilometer lange voettocht begonnen. Na de bewondering van de Neptunusfontein, op het met het Piazza Maggiore in verbinding staande Piazza del Nettuno, zijn we nog even naar het Piazza Santo Stefano gelopen. Een driehoekig plein dat je eigenlijk ook niet mag missen als je in Bologna bent. Heerlijk om er even neer te strijken voor een drankje onder de zuilengalerij.

In totaal heeft Bologna veertig kilometer van deze over de trottoirs heen gebouwde, door zuilen ondersteunde gevels. Bijzonder prettig als het regent. De eerste vijf kilometer van de Via blijven de in rood, oranje en oker geschilderde onderdoorgangen je tot aan de San Luca beschermen tegen dit onheil van boven. Voor de stedelingen is de hooggelegen San Luca het punt om weer om te keren, voor de wandelaars het punt om de stad definitief achter zich te laten. Vanaf hier leidt de goed gemarkeerde Via degli Dei je naar het zuiden, richting Sasso Marconi. Een prima etappe om erin te komen; niet te lang en met weinig hoogteverschillen.

Omhoog met de goden

Een dag later begint het serieuzere werk wanneer de Monte Adone moet worden beklommen, de Adonisberg. Best een lastige klus, want door de regen is het steile, lemige paadje omhoog spekglad geworden. Worstelend bereiken we uiteindelijk de 654 meter hoge top. Achteraf hadden we onder deze weersomstandigheden misschien beter het alternatieve lusje om de berg heen kunnen nemen, maar nu we eenmaal bovenop staan, is de beloning groot; aan onze voeten ligt het mooiste uitzicht van de hele Via degli Dei. Een gelaagde bergrug strekt zich uit richting de horizon, rotsig en ietwat gekromd. Onder een loodgrijze hemel kruipen de meest vreemdsoortige wolkenpartijen langs de wand omhoog. Langzaam bewegen ze naar ons toe.


Meer weten over Wandelmagazine? Ja graag!


We bewonderen het apocalyptische spektakel totdat ze ons omhullen met een dikke, vette mist. Einde uitzicht, tijd voor de afdaling naar de Vecchia Trattoria Monte Adone, waar we op zijn Italiaans gaan lunchen met een zondags antipasti-buffet en een pasta met een vleessaus van wild zwijn. Gezellig tussen de Italiaanse families, in onze drijfnatte wandelkleding. Gesterkt lopen we de etappe uit naar Monzuno, dat op de Montevenere, de Venusberg, ligt. Het kwartje valt: de Via degli Dei is vernoemd naar de bergen met godennamen op de route.

Geplaveide wegen

De mistige sfeer zou nog een dag bij ons blijven. Van de beloofde uitzichten vanaf de hooggelegen ruggen helaas geen spoor. Wel komen we de prachtigste orchideeën tegen, zoals de paarse aspergeorchis, de bruine orchis en velden vol harlekijnorchideeën. En in de vochtige loofbossen stuiten we regelmatig op geplaveide stukken Flaminia Militare, een van de wegen waarover de Romeinen hun legers verplaatsten in hun grote rijk. Na tweeduizend jaar liggen deze verharde delen – de weg werd alleen geplaveid waar dat nodig was – er vaak nog ongelooflijk goed bij. De Romeinen waren dan ook zeer kundige wegenbouwers.

De Toscaanse heuvels op hun mooist, even voorbij Sant’Agata.

Prachtig hoe hun heirbanen nu nog liggen te glimmen in het vochtige beukenbos. Halverwege de middag passeren we de grenspaaltjes tussen de regio’s Emilia-Romagna en Toscane. Op het klassieke Toscaanse landschap met golvende heuvels en cipressenlanen moeten we echter wachten tot we aan het eind van de dag vanuit de beboste hellingen zijn afgedaald naar het dorpje Sant’Agata en een meer open landschapstype met akkers, landerijen en weidegronden betreden. Ook de volgende dag lopen we in typisch Toscaanse sferen, vooral als we langs het Castello del Trebbio komen, een in opdracht van de familie De’ Medici gebouwd kasteel, boven op een heuvel. Een prachtig voorproefje van wat ons te wachten staat in ons einddoel Florence.

Da Vinci en Brunelleschi

De zesde dag – het weer is dan helemaal opgeklaard – krijgen we al vroeg in de morgen zicht op de renaissancestad wanneer we vanuit slaapplaats Bivigliano een bergrug op zijn gelopen. In de verte ligt ons einddoel te glanzen in de Arnovallei. Verlicht door de volle zon, met de door Brunelleschi gebouwde koepel van de dom als baken. Na nog een halve dag lopen en een lunch in het prachtige stadje Fiesole lopen we in de namiddag de poort van de stad binnen. Op 2 mei 2019, de vijfhonderdste sterfdag van Leonardo da Vinci.

Onderweg naar eindpunt Piazza della Signoria, het wereldberoemde plein met het Palazzo Vecchio, komen we langs een aantal belangrijke monumenten. Het eerste hoogtepunt is het Palazzo Medici Riccardi, dat tussen 1444 en 1460 gebouwd is door Michelozzo. De architect creëerde hiermee het prototype van het Florentijnse stadspaleis, met een door galerijen omringd binnenhof. Maar de echte grondlegger van de renaissance-architectuur is natuurlijk Brunelleschi, die met de bevriende beeldhouwer Donatello naar Rome trok om de architectuur uit de Oudheid te bestuderen. Ook herontdekte Brunelleschi het perspectivisch tekenen en gebruikte dat voor de bouwtekeningen van zijn meesterwerk: de koepel van de dom.

Om de koepel goed te kunnen zien, moet je even wat stappen naar achteren doen als je de domkerk passeert. Waarschijnlijk word je eerst gegrepen door de marmeren bekleding van de kerk, in de kleuren beige, rood en groen. Na nog een blik op het achthoekige baptisterium loop je de laatste kilometer naar het Piazza della Signoria. Dikke kans dat je een paar dagen in de stad wilt blijven om nog zoveel mogelijk te kunnen bewonderen. Florence heeft zoveel renaissancekunst te bieden, dat je er vele malen terug kunt komen.


Bekijk ook deze items