Welkom in de Nieuwe Dordtse Biesbosch!
Het Eiland van Dordrecht heeft er een stuk natuur bij: de Nieuwe Dordtse Biesbosch, een nieuw, gevarieerd natuur- en recreatiegebied dicht bij de stad Dordrecht. Het gebied ontwikkelt zich tot een Biesboschachtig landschap met een duurzaam, robuust watersysteem als basis. De natuur- en recreatiehectares lopen in elkaar over en versterken elkaar.
TEKST DEBORAH PAALMAN & ROB HAAN
De Nieuwe Dordtse Biesbosch is ongeveer 530 hectare groot. De bijzondere polderstructuur, de kreken, de dijken en de ligging aan de rivier maken een mooi geheel van het gebied dat ideaal is om er in te wandelen. Die Biesbosch is natuurlijk niet nieuw. Nieuw zijn de stukken polder die zijn teruggegeven aan de natuur. Daarbij gaan we mee in de getijdenbeweging van de geschiedenis: van natte wildernis vóór het jaar 1000 naar inpolderen vanaf de elfde eeuw, naar (weer) natte natuur in 1421, naar inpolderingen in de zeventiende eeuw en nu opnieuw naar natte natuur. Weinig steden in Nederland krijgen zo’n groot natuurgebied direct in de achtertuin. De Nieuwe Dordtse Biesbosch brengt recreatie en groen dichter bij de stad en wil zo mensen uitnodigen om te recreëren op het Eiland van Dordrecht en in de Biesbosch. Het gebied is onlangs officieel geopend voor het publiek.
Wandelroutes
In de Noorderdiepzone, ten zuiden van de Zeedijk, zijn zes nieuwe wandelroutes gerealiseerd. De routes sluiten op elkaar aan en starten vanaf verschillende parkeerplaatsen. Hier zijn ook informatieborden geplaatst, met een kaart waarop de verschillende wandelroutes zijn aangegeven en beknopt enkele cultuurhistorische ‘bakens’.
Wandel-app
Aan de hand van zichtbare maar soms ook onzichtbare landschapselementen is langs twee wandelroutes, de Bolbakenroute en de Haniasluisroute, meer informatie te vinden over de cultuurgeschiedenis van het gebied. Die kom je te weten via de app izi.TRAVEL. Aan de hand van filmpjes, die bestaan uit een compilatie van bewegend beeld, bijzondere archieffoto’s, prenten en kaartmateriaal, wordt de geschiedenis van het gebied verteld.
Maar er valt nog veel meer te wandelen, te zien en te beleven in de Nieuwe Dordtse Biesbosch. Strik dus je veters en ga op pad!
10 highlights
8 ZUIDBUITENPOLDERSEKADE
Wie inpoldert moet water lozen. Daarvoor werden in het oorspronkelijke veenmoeras al vanaf de elfde eeuw sloten gegraven. Maar daardoor daalde de bodem en werden ontginningsgebieden kwetsbaar voor overstromingen. Dus werden dijken aangelegd. Die waren in 1421 en 1424 echter niet bestand tegen de St. Elisabethsvloed: de polders overstroomden. Pas vanaf het eind van de zestiende eeuw kon er weer opnieuw ingepolderd worden, getuige de Zeedijk uit 1652. In de achttiende eeuw verrees ten zuiden van de Zeedijk de Zuidbuitenpoldersekade. Daarmee ontstonden in het tussenliggende gebied in 1758 de Hania’s polder en in 1777 de Zuidbuitenpolder. Alles daarbuiten werd pas in 1926 ingepolderd, als werkverschaffingsproject.
2 HANIASLUIS
De Zuidbuitenpoldersekade beschermde de Hania’s polder en Zuidbuitenpolder tegen het Biesboschwater. Dat stond vroeger nog in open verbinding met zee. Om na een storm of hoge rivierstand het water te kunnen lozen kreeg iedere polder ten minste één sluis. De eerste sluis van de Hania’s polder (1758) was een eb- en vloedsluis. In 1799 werd deze vervangen door een grote stenen boogsluis. In 1926 verloor de Haniasluis zijn functie. De sluis werd een duiker, waardoor de sloten van de nieuwe en oude polders met elkaar werden verbonden.
6 WIELEN IN DE ZEEDIJK
De Oudendijk omarmde in 1603 verschillende éénmanswaardjes die vanaf ca. 1590 waren ingepolderd. Zo ontstond de eerste grote polder na de St. Elisabethsvloed: het Oude Land van Dubbeldam. De Zuidendijk omdijkte in 1617 nieuwe opslibbingen en creëerden de Zuidpolder. In 1652 herhaalde dit proces zich: tussen de Zuidendijk en de net aangelegde Zeedijk lag weer een nieuwe landbouwpolder: de Alloyse- of Bovenpolder. De Zeedijk was vanaf dan de hoofdwaterkering maar in 1682 brak de dijk tijdens een storm door. Het water kolkte op die plek twee kommen uit. Deze wielen waren zo diep dat het eenvoudiger was de dijk er omheen te leiden. Daarom maakt de dijk bij de Alloysehoeve (ca. 1750) nog altijd twee grote bochten.
7 HET OUDE VEER
In de zeventiende eeuw keek je vanaf de Zeedijk en de Wieldrechtsezeedijk nog uit over een watervlakte. De Zeedijk was dus met recht een zeekering. De Oude Veerweg verwijst naar de plek waar je vanaf de Wieldrechtsezeedijk naar Lage Zwaluwe kon varen. Daarvoor werd rond 1677 een veerhuis gebouwd. Het staat er nog steeds: Wieldrechtsezeedijk 3. Tegenover het veerhuis liep een pad naar de haven. De haven slibde echter na een tijdje dicht en werd 500 meter naar het zuiden verplaatst. Het Oude Veer verloor zijn functie en de oude haven met veerstoep werd in 1803 de Cannemanspolder.
1 OVERTOOM EN HEVEL
Vóór de inpoldering van Polder de Biesbosch (1926) kon je je in het waterrijke getijdengebied goed met een boot verplaatsen door een netwerk van kreken. Via het Noorderdiep naar het Springersgat bijvoorbeeld. Dat kwam ongeveer uit op de plek waar nu het waterbassin van de hevel ligt. Wilde je verder varen in de Nieuwe Merwede (gegraven tussen 1859 en 1897), dan moest je boot uit het water. Daarvoor stond op de dijk een (over)haal, ook wel overtoom, scheepslift, of (scheeps)rol genoemd. Met behulp van een groot rad kon je je boot op een baan van rollende houten stammetjes over de dijk trekken.
10 ECOLOGISCHE VERBINDING MET STAPSTE(N)EN
Deze ecologische verbinding verbindt de Dordtse met de Sliedrechtse Biesbosch. Grote onderbrekingen in de ecologische zone, die voor dieren vaak onoverbrugbaar zijn, kunnen verholpen worden door zogenaamde stapstenen in te richten; kleine tussenliggende landschapselementen, in de vorm van bosschages, struweel, rietstroken of poelen, die voor een tijdelijke toevluchtsplaats (springplank) zorgen.
9 EENDENKOOI MET VANGPIJPEN
In een eendenkooi werden eenden gevangen. In Dordrecht en de Biesbosch waren er tussen 1422 en 1987 meer dan honderd in bedrijf. Eendenkooien zijn er in talloze vormen, maar allemaal hebben ze één of meer vangpijpen: licht gebogen, taps toelopende sloten. De vangpijp is beschoeid met wilgenvlechtwerk, overhuifd met gebogen wilgentenen en gaas of netten en afgeschermd met rietmatten. Aan het eind bevindt zich een vanghokje met een luikje. De kooiman, die uit het zicht blijft, lokt de wilde eenden met tamme eenden de vangpijp in. Dan laat hij zich plotseling zien, zodat de eenden van hem af vluchten, verder de vangpijp in, tot zij uiteindelijk de pijp uitgaan (gevangen zijn).
5 BUNKER/KAZEMAT
Het gaat hier eigenlijk om een betonnen groepsschuilplaats, vanwege de vorm Piramide genoemd. maakten deel uit van de Vesting Holland, de kern van de landsverdediging in de Tweede Wereldoorlog. Het waren granaatvrije schuilplaatsen voor een infanteriegevechtsgroep van tien tot twaalf man. Het Nederlandse leger bouwde op het Eiland van Dordrecht in de periode 1939-1940 minstens 65 van deze groepsschuilplaatsen. Tegenwoordig zijn er nog 58 over. Natuur- en Vogelwacht Biesbosch heeft enkele van deze ‘bunkers’ ingericht als vleermuisverblijfplaats.
4 HOEVE JONG DORDRECHT/MUSEUM TWINTIGHOEVEN
In de jaren ’30 werden meerdere pachtboerderijen in het nieuw ingepolderde deel gebouwd als eigendom van Vereniging de Biesbosch (feitelijk de gemeente Dordrecht). Hoeve Jong Dordrecht werd door de vereniging zelf geëxploiteerd, eerst als gemengd bedrijf, later als fruitbedrijf met eigen koelhuis. In 1988 werd het complex verkocht aan het Rijk. Op de grond van Jong Dordrecht kon hierdoor boswachterij De Elzen aangelegd worden. In 1990 werden de gebouwen doorverkocht aan de Stichting Natuur en Vogelwacht. In 2007 werd in het voormalige koelhuis Museum Twintighoeven gerealiseerd, dat de ontstaansgeschiedenis van de Biesbosch in beeld brengt.
3 BOLBAKEN EN ZALMSTEKEN
Bolbaken nr. 10 was onderdeel van de grensafbakening in de ondergelopen polder: de Biesboschzee. Die grens werd opgemeten in 1560 om de voormalige loop van de Maas te bepalen. Die oude Maas vormde vóór de Sint Elisabethsvloed van 1421 de natuurlijke grens tussen Holland en Brabant. Aan weerszijden van de bolbakengrens werden door vissers zalmsteken geplaatst: lange vlechtwerken van wilgenstaken met fuiken ertussen.