Wandeltechniek: de 5 meest gemaakte fouten
Wandelen lijkt zo eenvoudig: simpelweg de ene voet voor de andere zetten en je bent er al bijna. Voor een groot deel klopt dit beeld inderdaad. Wandelen is immers iets wat vrijwel iedereen kan. Maar als je niet oplet, kunnen er makkelijk kleine foutjes in je looptechniek sluipen. Deze valkuilen maken je wandelingen niet alleen onnodig moeilijk, maar kunnen op lange termijn ook blessures in de hand werken. Om je te helpen dit soort valkuilen te vermijden, zijn hier de veelgemaakte fouten in de wandeltechniek.
1: Te grote stappen zetten
Ben je na de eerste paar kilometer lekker op gang gekomen, dan wil je natuurlijk het looptempo wat opvoeren. Niets mis mee, maar let er wel op dat je dit op de juiste manier doet. Veel wandelaars gaan namelijk grotere passen zetten om hun wandelsnelheid te verhogen. Bewegingsexperts raden dit echter af. Als je grotere passen zet, moet je namelijk je been extra uitstrekken, waardoor je lichaam minder goed in staat is om de schok van je stappen te absorberen. Hierdoor loop je meer kans op knie- en enkelblessures. Ook verbruik je bij deze manier van lopen onnodig veel energie, terwijl je er in de praktijk nauwelijks sneller door gaat.
Meer weten over Wandelmagazine? Ja graag!
Wil je toch in een sneller tempo lopen? Dan kun je het beste je pasfrequentie verhogen. Dus snellere stappen zetten in plaats van langere. Bij het bepalen van je paslengte kan je het beste naar je lichaam luisteren: de ideale pas moet als het ware vanzelf komen en vloeiend aanvoelen.
2: De hele tijd naar beneden kijken
Misschien kijk je vaak naar beneden om te zien wat je op het pad kunt verwachten. Of check je regelmatig je telefoon tijdens het lopen. Hoe het ook zij: let erop dat je hierbij niet te ver doorslaat. Als je de heel tijd naar beneden kijkt tijdens het wandelen, moet je lichaam namelijk meer moeite doen om in balans te blijven. Ook komt er dan meer druk op je nek en bovenrug te staan, wat tot klachten kan leiden. Probeer daarom tijdens het lopen zo’n 5 á 6 meter voor je te kijken. Zo kan je het pad goed zien, zonder dat je nek in een onnatuurlijke houdingstaat. Naar het pad recht onder je voeten kijken kan nog steeds, mits je dat niet te vaak doet. En wat je mobiele telefoon betreft, die kan je sowieso beter zoveel mogelijk in je zak houden tijdens het wandelen.
3: Kromgebogen lopen
Deze valkuil hangt deels samen met het vorige punt. Naast je nek is het namelijk ook belangrijk om je rug in de juiste houding te houden, zodat je niet krom gaat lopen. Vandaag de dag zitten een hoop mensen veel voorovergebogen naar beeldschermen te turen (zeker op kantoor), en die houding wordt nogal eens naar het wandelen overgedragen. Dit leidt ertoe dat je jouw wervelkolom bij iedere stap extra belast. Met als resultaat (verergerde) rugklachten of pijn in de schouders. Let er daarom op dat je goed rechtop loopt. Maak jezelf lang (zonder dat je een holle rug maakt), houd je schouders laag en iets naar achteren en zorg dat je bilspieren en bekkenbodem aangespannen zijn. Mocht je dit lastig vinden, dan kan je hiervoor een specialist raadplegen.
4: Je armen niet gebruiken
Je zou het soms bijna vergeten, maar bij het wandelen gebruik je ook je armen. Je armen meebewegen met het looptempo helpt je namelijk om je balans te behouden. Veel wandelaars lopen echter met hun handen in hun zakken, of houden hun armen stijf langs hun lichaam. Zo gaat dit ‘balans-effect’ verloren en maak je het jezelf dus onnodig moeilijk. Loop daarom niet met je handen in je zakken of met je handen op je rug. Laat in plaats daarvan je armen vanuit je schouders meebewegen met je wandelsnelheid. Ga je in een hoog tempo lopen, let er dan wel op dat je niet wild in het rond gaat zwaaien. Houd in dat geval je ellenbogen in een hoek van 90 graden en zorg ervoor dat je armen niet hoger dan je borstkas komen.
5: Verkeerde afwikkeling van je voeten
Je voeten krijgen het meest te verduren tijdens je wandeltochten. Daarom is het van belang dat je je voeten goed afwikkelt tijdens het lopen. In het ideale geval zet je eerst de hiel op de grond, waarna je de voet recht en plat op de grond zet. Vervolgens wikkel je de volgende stap af door je voet van achter naar voren naar boven te halen, en je tenslotte met je voorvoet af te zetten. In de praktijk hebben veel voeten nog wel eens de neiging om naar binnen (overpronatie) of naar buiten (oversupinatie) te kantelen. Meestal is dit niet erg, maar in de meer extreme gevallen kan dit pijn doen en in voetblessures resulteren (zoals een doorgezakte voet).
Of je voeten te ver naar binnen of buiten staan, kan je meestal zien aan de slijtage op je schoenzolen. Is je zool aan één kant weggesleten terwijl de andere kant nog in prima staat is, dan staan je voeten waarschijnlijk te ver naar binnen of buiten. In dat geval kunnen speciaal aangemeten inlegzolen of oefeningen verlichting bieden. Hiervoor kan je bij een podotherapeut langsgaan.